NEW YORK – Hoewel het alweer oude geschiedenis lijkt, is het nog niet zo lang geleden dat economieën in de hele wereld op slot gingen als reactie op de COVID-19-pandemie. Aan het begin van de crisis verwachtten de meeste mensen een snel, V-vormig herstel, in de veronderstelling dat de economie slechts een korte timeout nodig zou hebben. Na twee maanden van zachte, liefdevolle zorg en grote hoeveelheden geld zou zij dan verdergaan op het punt waar zij gebleven was.
Het was een tot de verbeelding sprekend idee. Maar inmiddels is het juli, en een V-vormig herstel is waarschijnlijk pure fantasie. De economie van na de pandemie zal waarschijnlijk bloedeloos zijn, niet alleen in de landen die er niet in zijn geslaagd de pandemie onder controle te krijgen (de Verenigde Staten), maar zelfs in de landen die dat wél voor elkaar hebben gekregen. Het Internationale Monetaire Fonds verwacht dat de wereldeconomie eind 2021 nauwelijks groter zal zijn dan zij eind 2019 was, en dat de Amerikaanse en Europese economieën dan nog steeds ongeveer 4% kleiner zullen zijn.
De huidige economische vooruitzichten kunnen op twee niveaus worden bekeken. De macro-economie vertelt ons dat de bestedingen zullen dalen, als gevolg van de zwakkere balansen van huishoudens en bedrijven, een hele reeks faillissementen die organisatorisch en informationeel kapitaal (zoals patenten en handelsmerken) zullen vernietigen, en zeer behoedzaam gedrag, veroorzaakt door onzekerheid over het verloop van de pandemie en de beleidsantwoorden daarop. Tegelijkertijd vertelt de micro-economie ons dat het virus zich gedraagt als een belasting op activiteiten waarbij sprake is van nauw menselijk contact. Als zodanig zal het grote, blijvende veranderingen in de consumptie- en productiepatronen veroorzaken, die op hun beurt een bredere structurele transformatie op gang zullen brengen.
We weten uit de economische theorie en de economische geschiedenis dat markten op zichzelf niet heel erg geschikt zijn om een dergelijke transitie te begeleiden, vooral niet als we in overweging nemen hoe snel het allemaal is gegaan. Er is geen simpele manier om van de werknemers van een luchtvaartmaatschappij Zoom-technici te maken. En zelfs als we dat wel zouden kunnen, zijn de sectoren die nu groeien veel minder arbeidsintensief en meer ʻbekwaamheidsintensiefʼ dan de sectoren waar ze voor in de plaats komen.
We weten ook dat brede structurele veranderingen de neiging hebben een traditioneel Keynesiaans probleem te creëren, door wat economen de ʻinkomens- en substitutie-effectenʼ noemen. Zelfs als de sectoren waar geen sprake meer is van menselijk contact groeien, bij wijze van afspiegeling van de verbetering van hun relatieve aantrekkingskracht, zal de ermee gepaard gaande stijging van de bestedingen overtroffen worden door de daling van de bestedingen die het gevolg is van afnemende inkomsten in de sectoren die krimpen.
Bovendien zal er bij een pandemie sprake zijn van een derde effect: toenemende ongelijkheid. Omdat machines niet door het virus besmet kunnen worden, zien ze er voor werkgevers relatief aantrekkelijker uit, vooral in de krimpende sectoren die relatief meer ongeschoolde arbeid gebruiken. En omdat mensen met lage inkomens een groter deel van hun inkomen moeten besteden aan basisgoederen dan degenen aan de top, zal iedere door de automatisering gedreven toename van de ongelijkheid leiden tot krimp.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Bovenop deze problemen zijn er nog twee extra redenen voor pessimisme. In de eerste plaats kan het monetair beleid solvabiliteitsproblemen niet oplossen, ook al kan het sommige firmaʼs wel helpen omgaan met tijdelijke liquiditeitsproblemen – zoals gebeurde tijdens de Grote Recessie van 2008-2009; evenmin kan het de economie stimuleren als de rente al bijna nul is.
Bovendien zullen in de VS en sommige andere landen ʻconservatieveʼ bezwaren tegen stijgende tekorten en schulden de noodzakelijke stimuleringsmaatregelen in de weg staan. De eerlijkheid gebied te zeggen dat dit dezelfde mensen zijn die in 2017 de belastingen voor miljardairs en ondernemingen maar al te graag wilden verlagen, in 2008 Wall Street hebben gered, en eerder dit jaar grote bedrijven de helpende hand hebben toegestoken. Maar het is iets heel anders om werkloosheidsuitkeringen, gezondheidszorgvoorzieningen en extra steun aan de meest kwetsbaren te verstrekken.
De prioriteiten op de korte termijn zijn vanaf het begin van de crisis duidelijk geweest. Het is een uitgemaakte zaak dat de noodtoestand op het gebied van de gezondheidszorg moet worden aangepakt (bijvoorbeeld door een toereikend aanbod van persoonlijke beschermingsmiddelen en ziekenhuiscapaciteit), omdat er geen sprake kan zijn van economisch herstel als het virus nog niet is ingedamd. Tegelijkertijd is beleid om de meest behoeftigen te beschermen, liquiditeit ter beschikking te stellen teneinde onnodige faillissementen te voorkomen, en de banden tussen werknemers en hun bedrijven in stand te houden van cruciaal belang om een snelle herstart te kunnen garanderen als de tijd daarvoor rijp is.
Maar zelfs met deze voor de hand liggende zaken op de agenda moeten er nog steeds lastige keuzes worden gemaakt. We mogen geen bedrijven – zoals ouderwetse warenhuizen – te hulp schieten die al vóór de crisis in nood waren; als we dat doen zullen we alleen maar ʻzombiesʼ creëren, wat uiteindelijk de dynamiek en de groei zal beperken. Ook mogen we geen bedrijven te hulp schieten die zó veel schulden hebben dat ze geen enkele schok zouden kunnen doorstaan. Het besluit van de US Federal Reserve (het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) om de markt voor junk bonds te steunen via haar aankoopprogramma voor obligaties is vrijwel zeker een vergissing. Dit is een voorbeeld waar zogenoemde ʻmoral hazardʼ écht een relevante zorg is; overheden mogen bedrijven niet tegen hun eigen dwaasheid beschermen.
Omdat het erop lijkt dat COVID-19 nog wel even onder ons zal blijven, hebben we de tijd om ervoor te zorgen dat onze uitgaven onze prioriteiten weerspiegelen. Toen de pandemie zich aandiende werd de Amerikaanse samenleving verscheurd door raciale en economische ongelijkheid, dalende gezondheidszorgstandaarden en een verwoestende afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Nu er op grote schaal overheidsgeld wordt uitgegeven heeft het publiek het recht om te eisen dat bedrijven die geholpen worden bijdragen aan sociale en raciale gerechtigheid, betere gezondheidszorg, en de transitie naar een groenere en meer op kennis gebaseerde economie. Deze waarden moeten niet alleen weerspiegeld worden in waar we ons geld aan uitgeven, maar ook in de voorwaarden die we aan de ontvangers ervan opleggen.
Zoals mijn collega-auteurs en ik opmerken in een recent onderzoek kunnen goed-gerichte overheidsbestedingen – met name investeringen in een groene transitie – goed getimed, arbeidsintensief (wat helpt om het probleem van de stijgende werkloosheid op te lossen) en zeer stimulerend zijn, hetgeen veel meer oplevert dan bijvoorbeeld belastingverlagingen. Er is geen economische reden waarom landen, inclusief de VS, geen grote, duurzame herstelprogrammaʼs zouden kunnen lanceren die de samenlevingen die zij beweren te zijn bevestigen of naderbij brengen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
At the end of a year of domestic and international upheaval, Project Syndicate commentators share their favorite books from the past 12 months. Covering a wide array of genres and disciplines, this year’s picks provide fresh perspectives on the defining challenges of our time and how to confront them.
ask Project Syndicate contributors to select the books that resonated with them the most over the past year.
NEW YORK – Hoewel het alweer oude geschiedenis lijkt, is het nog niet zo lang geleden dat economieën in de hele wereld op slot gingen als reactie op de COVID-19-pandemie. Aan het begin van de crisis verwachtten de meeste mensen een snel, V-vormig herstel, in de veronderstelling dat de economie slechts een korte timeout nodig zou hebben. Na twee maanden van zachte, liefdevolle zorg en grote hoeveelheden geld zou zij dan verdergaan op het punt waar zij gebleven was.
Het was een tot de verbeelding sprekend idee. Maar inmiddels is het juli, en een V-vormig herstel is waarschijnlijk pure fantasie. De economie van na de pandemie zal waarschijnlijk bloedeloos zijn, niet alleen in de landen die er niet in zijn geslaagd de pandemie onder controle te krijgen (de Verenigde Staten), maar zelfs in de landen die dat wél voor elkaar hebben gekregen. Het Internationale Monetaire Fonds verwacht dat de wereldeconomie eind 2021 nauwelijks groter zal zijn dan zij eind 2019 was, en dat de Amerikaanse en Europese economieën dan nog steeds ongeveer 4% kleiner zullen zijn.
De huidige economische vooruitzichten kunnen op twee niveaus worden bekeken. De macro-economie vertelt ons dat de bestedingen zullen dalen, als gevolg van de zwakkere balansen van huishoudens en bedrijven, een hele reeks faillissementen die organisatorisch en informationeel kapitaal (zoals patenten en handelsmerken) zullen vernietigen, en zeer behoedzaam gedrag, veroorzaakt door onzekerheid over het verloop van de pandemie en de beleidsantwoorden daarop. Tegelijkertijd vertelt de micro-economie ons dat het virus zich gedraagt als een belasting op activiteiten waarbij sprake is van nauw menselijk contact. Als zodanig zal het grote, blijvende veranderingen in de consumptie- en productiepatronen veroorzaken, die op hun beurt een bredere structurele transformatie op gang zullen brengen.
We weten uit de economische theorie en de economische geschiedenis dat markten op zichzelf niet heel erg geschikt zijn om een dergelijke transitie te begeleiden, vooral niet als we in overweging nemen hoe snel het allemaal is gegaan. Er is geen simpele manier om van de werknemers van een luchtvaartmaatschappij Zoom-technici te maken. En zelfs als we dat wel zouden kunnen, zijn de sectoren die nu groeien veel minder arbeidsintensief en meer ʻbekwaamheidsintensiefʼ dan de sectoren waar ze voor in de plaats komen.
We weten ook dat brede structurele veranderingen de neiging hebben een traditioneel Keynesiaans probleem te creëren, door wat economen de ʻinkomens- en substitutie-effectenʼ noemen. Zelfs als de sectoren waar geen sprake meer is van menselijk contact groeien, bij wijze van afspiegeling van de verbetering van hun relatieve aantrekkingskracht, zal de ermee gepaard gaande stijging van de bestedingen overtroffen worden door de daling van de bestedingen die het gevolg is van afnemende inkomsten in de sectoren die krimpen.
Bovendien zal er bij een pandemie sprake zijn van een derde effect: toenemende ongelijkheid. Omdat machines niet door het virus besmet kunnen worden, zien ze er voor werkgevers relatief aantrekkelijker uit, vooral in de krimpende sectoren die relatief meer ongeschoolde arbeid gebruiken. En omdat mensen met lage inkomens een groter deel van hun inkomen moeten besteden aan basisgoederen dan degenen aan de top, zal iedere door de automatisering gedreven toename van de ongelijkheid leiden tot krimp.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Bovenop deze problemen zijn er nog twee extra redenen voor pessimisme. In de eerste plaats kan het monetair beleid solvabiliteitsproblemen niet oplossen, ook al kan het sommige firmaʼs wel helpen omgaan met tijdelijke liquiditeitsproblemen – zoals gebeurde tijdens de Grote Recessie van 2008-2009; evenmin kan het de economie stimuleren als de rente al bijna nul is.
Bovendien zullen in de VS en sommige andere landen ʻconservatieveʼ bezwaren tegen stijgende tekorten en schulden de noodzakelijke stimuleringsmaatregelen in de weg staan. De eerlijkheid gebied te zeggen dat dit dezelfde mensen zijn die in 2017 de belastingen voor miljardairs en ondernemingen maar al te graag wilden verlagen, in 2008 Wall Street hebben gered, en eerder dit jaar grote bedrijven de helpende hand hebben toegestoken. Maar het is iets heel anders om werkloosheidsuitkeringen, gezondheidszorgvoorzieningen en extra steun aan de meest kwetsbaren te verstrekken.
De prioriteiten op de korte termijn zijn vanaf het begin van de crisis duidelijk geweest. Het is een uitgemaakte zaak dat de noodtoestand op het gebied van de gezondheidszorg moet worden aangepakt (bijvoorbeeld door een toereikend aanbod van persoonlijke beschermingsmiddelen en ziekenhuiscapaciteit), omdat er geen sprake kan zijn van economisch herstel als het virus nog niet is ingedamd. Tegelijkertijd is beleid om de meest behoeftigen te beschermen, liquiditeit ter beschikking te stellen teneinde onnodige faillissementen te voorkomen, en de banden tussen werknemers en hun bedrijven in stand te houden van cruciaal belang om een snelle herstart te kunnen garanderen als de tijd daarvoor rijp is.
Maar zelfs met deze voor de hand liggende zaken op de agenda moeten er nog steeds lastige keuzes worden gemaakt. We mogen geen bedrijven – zoals ouderwetse warenhuizen – te hulp schieten die al vóór de crisis in nood waren; als we dat doen zullen we alleen maar ʻzombiesʼ creëren, wat uiteindelijk de dynamiek en de groei zal beperken. Ook mogen we geen bedrijven te hulp schieten die zó veel schulden hebben dat ze geen enkele schok zouden kunnen doorstaan. Het besluit van de US Federal Reserve (het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) om de markt voor junk bonds te steunen via haar aankoopprogramma voor obligaties is vrijwel zeker een vergissing. Dit is een voorbeeld waar zogenoemde ʻmoral hazardʼ écht een relevante zorg is; overheden mogen bedrijven niet tegen hun eigen dwaasheid beschermen.
Omdat het erop lijkt dat COVID-19 nog wel even onder ons zal blijven, hebben we de tijd om ervoor te zorgen dat onze uitgaven onze prioriteiten weerspiegelen. Toen de pandemie zich aandiende werd de Amerikaanse samenleving verscheurd door raciale en economische ongelijkheid, dalende gezondheidszorgstandaarden en een verwoestende afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Nu er op grote schaal overheidsgeld wordt uitgegeven heeft het publiek het recht om te eisen dat bedrijven die geholpen worden bijdragen aan sociale en raciale gerechtigheid, betere gezondheidszorg, en de transitie naar een groenere en meer op kennis gebaseerde economie. Deze waarden moeten niet alleen weerspiegeld worden in waar we ons geld aan uitgeven, maar ook in de voorwaarden die we aan de ontvangers ervan opleggen.
Zoals mijn collega-auteurs en ik opmerken in een recent onderzoek kunnen goed-gerichte overheidsbestedingen – met name investeringen in een groene transitie – goed getimed, arbeidsintensief (wat helpt om het probleem van de stijgende werkloosheid op te lossen) en zeer stimulerend zijn, hetgeen veel meer oplevert dan bijvoorbeeld belastingverlagingen. Er is geen economische reden waarom landen, inclusief de VS, geen grote, duurzame herstelprogrammaʼs zouden kunnen lanceren die de samenlevingen die zij beweren te zijn bevestigen of naderbij brengen.
Vertaling: Menno Grootveld